Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], In den dag, wanneer [7]de wachters des huizes zullen beven, en [8]de sterke mannen zichzelven zullen krommen, en [9]de maalsters zullen [10]stilstaan, omdat zij [11]minder geworden zijn, en [12]die door de vensteren zien, verduisterd zullen worden; 7. Dat is, de armen met de handen, die het lichaam waarin de ziel als in een huis woont bewaren, dienende om het kwaad af te weren en het goede aan te nemen. 8. Dat is, de benen of schenkels, die het lichaam dragen als twee sterke mannen. 9. Dat is, de tanden, die de spijs als vermalen, die kauwende en in stukken bijtende. 10. Te weten van malen, dat is van kauwen. De zin is: Als de tanden zo gauw niet zijn zullen om de spijs te kauwen. 11. Te weten minder in getal. 12. Dat is, de ogen, die van tussen de oogleden zien.